Het gebruik van stages en decoflessenEen stage is een extra fles, welke je kunt gebruiken om je duik langer te maken of om gas mee te nemen voor decompressie. De naam komt oorspronkelijk uit de wereld van het grotduiken. Daar is het de gewoonte om in grotten extra flessen te deponeren (uit het Engels 'to stage') en op de terugweg weer op te pikken. Ook kunnen ze worden gebruikt voor een langere bodemtijd bij wrakduiken, dan wordt gesproken van een 'bodemstage'. Een decofles is een extra fles waarin decompressiegas wordt vervoerd. Deze voldoen aan dezelfde eisen als een stage, maar worden alleen tijdens de opstijging gebruikt. Voor het gemak noemen we beide soorten flessen 'stages'. Risico's van het gebruik van stagesHet grootste gevaar van het meenemen van stages met exotische gasmengsels is dat je op een te grote diepte uit een fles met een hoog percentage zuurstof zou kunnen ademen. Bij het ademen van zuurstof met een te hoge partiele zuurstofdruk (PPO2) bestaat de kans op convulsies of stuiptrekkingen waardoor je verdrinkt als je je ademautomaat verliest. Een stage neem je bij voorkeur niet dieper mee dan de MOD. In een grot is dat vaak makkelijk op te lossen door de fles neer te leggen en op de terugweg weer op te pakken. In een grot kom je immers via dezelfde weg terug. Op zee is dat echter niet aan te raden (afdrijven vanwege stroming, de ankerlijn breekt, etc.) dus moet je de stages bij je blijven dragen. Als je een stage inzet met bodemgas i.p.v. decompressiegas, dan kun je langere tijd doorbrengen op diepte. Een langere bodemtijd is uiteraard leuk, maar kan ook betekenen dat je opstijging op terugweg langer duurt. Je dient dan rekening te houden met een grotere gasreserve en eventueel extra decompressiegas. Hoe omgaan met risico'sVoorkomen het verkeerde gas te ademen op diepte is het belangrijkste risico dat moet worden verkleind. Op de stage staat daarom met grote cijfers wat de maximale diepte is waarop het gas nog geademd kan worden; de Maximum Operating Depth (MOD). De cijfers staan aan beide kanten op de fles zodat zowel de gebruiker als de buddy duidelijk kunnen zien wat de MOD van betreffende fles/gas is. Het heeft geen zin om andere identificatie methoden te gebruiken, omdat daarmee eenvoudiger vergissingen gemaakt kunnen worden. Voorbeelden van andere, meer gevaarlijke, identificatie methoden zijn het gebruiken van verschillende kleuren flessen of automaten, positionering van de flessen ("Left is Lean, Right is Rich"), labels op de slang (zoals bij ANDI) of kapjes over de automaat. Automaten zou je nog vlak voor de duik per ongeluk kunnen verwisselen en dan zou je het verkeerde gas kunnen ademen. De methode die binnen het DIR systeem wordt gebruikt staat toe dat automaten gewisseld kunnen worden voor een duik als ze niet goed blijken te werken, zonder dat daarmee nieuwe risico's worden geintroduceerd. Ook spelen positie en kleur geen rol, want posities zouden op een hectisch moment voor een duik of tijdens een duik kunnen worden verwisseld en kleuren zijn moeilijker te zien op diepte of in het donker. GaswisselHet toevoegen van de MOD op de fles is geen sluitende oplossing zonder bijbehorende procedure vo.or de gaswissel. Op het moment dat je uit een stage wil gaan ademen geef je dat eerst door aan je buddy. Bij decompressie is zo'n situatie vanzelfsprekend. Zo schakel je bijvoorbeeld op 21 meter diepte over op EAN50 en op 6 meter diepte naar pure zuurstof. Bij bodemstages is het moment van wisselen vaak afhankelijk van het gasverbruik van het team. Vervolgens zoek je de juiste fles op met behulp van de MOD en trekt de slang onder de elastieken vandaan en houdt deze voor je. Je toont de fles en bijbehorende automaat aan je buddy. Deze controleert de diepte op zijn bottomtimer en de MOD van de fles en geeft een OK signaal. Tegelijkertijd kun je hetzelfde doen voor je buddy zodat hij ook een gaswissel kan uitvoeren. Leidt de slang achter het hoofd langs naar je mond. Neem de lange slang uit de mond en wissel naar de stage automaat. Tijdens het vervoer van een stage heb je druk op de automaat staan, maar de kraan dichtgedraaid. Zo wordt de kans op gas verliezen beperkt. Om er tijdens de gaswissel achter te komen dat je de juiste tweede trap in je mond steekt wordt een extra controle uitgevoerd zodra uit de tweede trap wordt geademd: Als de manometer terug loopt bij inademen weet je dat je inderdaad de juiste automaat in je mond hebt en kun je de fles pas open draaien. Het is belangrijk dat je de beschreven gaswissel leert onder direct toezicht van een goede instructeur, want fouten maken op dit vlak kunnen levensbedreigend zijn. BevestigingStages worden altijd aan de linker kant van het lichaam gedragen. Aan de rechter kant zouden ze in de weg hangen van de 'wash' van de scooter. Bovendien zorgen de cannisterlamp en de longhose er voor dat plaatsing aan de rechterzijde wordt bemoeilijkt. Met behulp van de twee boltsnaps wordt de fles bevestigd tussen de D-ring bij de linker borst en de D-ring op de linker heup. Bij gebruik van meer dan twee flessen kan de rest eenvoudig met alleen de bovenste boltsnap aan de D-ring bij de heup bevestigd worden. Het aantal stages dat links gedragen kan worden is erg groot, mits men gebruik maakt van aluminium stages, want deze zijn (afhankelijk van het gebruikte gas) onderwater bijna neutraal. LeashBij gebruik van drie of meer stages wordt een leash gebruikt. Dat is een extensie waarmee je stages op de D-ring kunt plaatsen terwijl deze toch niet te vol raakt. Het voordeel van het gebruik van een leash is dat hij flexibel is en voldoende lang om stages tussen je benen te kunnen hangen, terwijl ze toch aan de D-ring zitten op je linker heup. Een leash kan gemakkelijk zelf worden gemaakt van een nylon koord van ongeveer 30 centimeter lengte, in combinatie met een stuk tuinslang. Je knipt een stuk tuinslang af van een centimeter of tien en schuift dit over het touw. Vervolgens maakt je de twee uiteinden van het koord aan elkaar vast en trek je de knoop in de tuinslang. Een double-ender completeert het geheel. Je beschikt nu over een lus met een handvat waar je maximaal drie stages aan kan hangen. Moeten er nog meer stages worden vervoerd dan gebruik je meerdere leashes. Deployment lineAls je op zee duikt in combinatie met veel materiaal (grote dubbelset, meerdere stages en scooter) dan kan het comfortabeler en veiliger zijn om deze pas in het water aan het harnas te bevestigen. Hetzelfde geldt voor het eind van de duik, dan kun je niet de ladder op klimmen met al deze spullen. Niet alleen vanwege het gewicht, maar het is ook af te raden omdat het decompressieziekte kan bevorderen. Om deze redenen is het gebruik van een deployment line aan te raden. Dat is een stevig stuk lijn van ongeveer vijf meter lengte. Aan het ene uiteinde van de lijn bevindt zich een boltsnap en een het andere einde eind zit een flinke lus zodat je er makkelijk een boei aan vast kan maken. Om de meter wordt een lus in de lijn gemaakt.
De video laat duidelijk zien hoe je een switch maakt naar je stage:
|
Vorige | Terug naar Technieken |